Een pup die “rijdt” – ook wel humpen genoemd – kan je behoorlijk verrassen. Het voelt vaak ongemakkelijk of zorgt zelfs voor wat bezorgdheid. Zeker als je pup het doet als er visite is, in de buurt van kinderen, bij een andere hond of op zijn eigen knuffel.
Toch hoort rijden er in veel gevallen gewoon bij. Het is meestal absoluut geen teken dat je pup “dominant” is, maar eerder een manier om spanning, overtollige energie of opwinding kwijt te raken. Als je begrijpt waar het vandaan komt en een paar praktische stappen zet, kun je dit gedrag vaak al een heel stuk verminderen.
Wanneer is rijgedrag normaal en wanneer is het een signaal?
Of je nu een reu of een teefje hebt, jong of oud: rijgedrag komt overal voor. Het kan er best heftig uitzien, maar zie het als een uitlaatklep. Je pup probeert zijn emoties en energie te reguleren op de enige manier die hij op dat moment kent. Soms is het echt een tijdelijke fase, soms groeit het uit tot een gewoonte.
Het helpt om onderscheid te maken tussen gedrag dat erbij kan horen en gedrag dat eerder wijst op stress, pijn of overprikkeling. “Normaal” rijgedrag is vaak van korte duur, je kunt je hond er redelijk goed van afleiden en het gebeurt in logische situaties, zoals tijdens wild spel of als er bezoek is.
Wanneer is het een signaal? Als je het vaker en intenser ziet. Het is dan lastig te onderbreken of je ziet ook andere klachten, zoals jeuk, veel likken aan de geslachtsdelen, pijn bij het plassen of een onrust die maar niet weggaat.
Beschouw rijgedrag dus vooral als informatie. Niet als “ongehoorzaamheid”, maar als een hint van je hond: wat gebeurde er vlak vóórdat hij begon?
Is rijgedrag dominantie?
Laten we dat hardnekkige misverstand meteen uit de wereld helpen. Rijgedrag betekent meestal echt niet dat je pup “de baas wil spelen”. Honden rijden in allerlei situaties die helemaal niets met rangorde te maken hebben: bij spanning, frustratie, te weinig rust, te veel prikkels of simpelweg uit gewoonte. Ook teefjes rijden, en dat doen ze echt niet om seksuele dominantie te laten zien.
Wat speelt er dan wel? In een groep honden is rijden soms gewoon een onhandige poging om contact te maken. Of het ontstaat als één hond te opdringerig is en de ander niet goed zijn grenzen aangeeft. Dat heeft weinig met dominantie te maken, maar alles met sociale timing (of het gebrek daaraan). Als eigenaar kun je hierbij helpen door het spel te begeleiden en de grenzen te bewaken.
Welke oorzaken zie je het vaakst bij pups?
Bij jonge honden is rijgedrag meestal niet hormonaal, maar puur emotioneel. Ze hebben nog weinig zelfcontrole, hun emmertje loopt snel over en ze zijn nog volop aan het leren hoe ze met opwinding moeten omgaan.
Veel pups gaan rijden in deze situaties:
- Overprikkeling: te veel indrukken op een dag, druk bezoek over de vloer, een net te lange wandeling, de hondenschool of spelende kinderen.
- Opwinding: pure blijdschap bij thuiskomst, stoeien met andere honden of een nieuw speeltje krijgen.
- Frustratie: niet mogen meedoen, moeten wachten aan de lijn, te weinig succeservaringen of niet snappen wat de bedoeling is.
- Verveling of gebrek aan activiteit: een pup die barst van de energie en die niet kwijt kan, verzint zelf wel iets.
- Spanning of onzekerheid: nieuwe plekken, onbekende honden, harde geluiden of veranderingen in huis.
Dezelfde actie (rijden) kan dus totaal verschillende oorzaken hebben. Daarom loont het om naar de context te kijken: wanneer gebeurt het, op wie of wat, en hoe reageert je pup daarna?
Kan het ook hormonaal of seksueel zijn?
Soms wel, ja. Bij pups is dat zelden de hoofdreden, maar zodra honden gaan puberen kan seksuele opwinding wel een rol gaan spelen. Ook volwassen, niet-gecastreerde reuen kunnen rijden door seksuele prikkels, bijvoorbeeld als er een loopse teef in de buurt is.
Toch is het belangrijk om niet direct aan “seks” te denken: ook volwassen honden rijden nog heel vaak puur uit opwinding of stress.
Rijden op een kussen, deken of knuffel kan soms op zelfbevrediging lijken. Dat voelt voor veel eigenaren ongemakkelijk, maar is op zichzelf niet direct gevaarlijk. Het kan wel een gewoonte worden: hoe vaker het de spanning verlaagt, hoe sneller je hond het opnieuw inzet. In dat geval helpt het om alternatieven aan te leren (daarover zo meer).
Rijgedrag tijdens spel: wanneer laat je het gaan?
Tijdens het spelen halen honden van alles uit de kast wat wij soms raar vinden: op elkaar klimmen, stoeien, happen in de lucht, achtervolgen. Rijgedrag kan daar ook bij horen. Het wordt pas een probleem als één hond zich er niet prettig bij voelt of als het spel omslaat in stress.
Let tijdens het spel op deze signalen; dan is ingrijpen verstandig:
- De andere hond probeert weg te lopen, zoekt bescherming of bevriest.
- Er wordt gegromd met stijve spieren, gesnauwd of een hond wordt “vastgeplakt”.
- De rijdende hond gaat maar door, ondanks duidelijke afwerende signalen van de ander.
- Het gedrag wordt steeds feller en je pup is nauwelijks meer bereikbaar.
- Het gedrag wordt steeds heftiger en je pup wordt moeilijk aanspreekbaar.
Is er wél sprake van wederzijds spel met pauzes, losse lijven en draaien de rollen af en toe om? Dan hoef je meestal niet in te grijpen. Toch kan het fijn zijn om het niet te laten escaleren, om irritatie of ruzie voor te zijn.
Wanneer kan rijgedrag wijzen op een medisch probleem?
Hoewel gedrag vaak de oorzaak is, speelt er soms iets lichamelijks. Denk aan jeuk of irritatie rond de geslachtsdelen, de huid of de achterhand. Ook plasproblemen (vaker kleine beetjes, pijn, druppelen) kunnen leiden tot wrijven, likken en soms rijgedrag. Bij reuen kan een aanhoudende erectie of zwelling ook voor ongemak zorgen.
Neem even contact op met je dierenarts als je één of meer van deze dingen ziet:
- Plotseling rijgedrag dat je pup eerder nooit liet zien.
- Veel likken of bijten aan penis/vulva of de huid eromheen.
- Roodheid, wondjes, een vieze geur of afscheiding.
- Veranderingen in plassen of ontlasting, of duidelijke pijnsignalen.
- Rijgedrag dat dwangmatig lijkt: lang doorgaan, niet te stoppen, ook op rustige momenten.
Zo’n check is niet “overdreven”, maar juist zorgvuldig. Als je lichamelijke oorzaken kunt uitsluiten, kun je daarna met een gerust hart aan de gedragskant werken.
Waarom gebeurt het vooral bij bezoek, kinderen of drukte?
Veel pups rijden juist op momenten dat het huis leeft. Dat is eigenlijk heel logisch: bezoek, spelende kinderen, de deurbel, jassen aan, stemmen, geuren, beweging… het is één grote storm van prikkels. Pups hebben nog weinig ervaring met zelfregulatie. Rijden is dan een snelle manier om die opgebouwde spanning te ontladen.
Besef goed dat “blij” en “gestrest” in het lijf van een pup dicht bij elkaar liggen. Een pup kan kwispelen én over zijn grens gaan. Het ene moment oogt hij enthousiast, het volgende moment springt hij op, bijt hij in mouwen of begint hij te rijden. Dat is vaak geen ondeugendheid, maar een teken dat zijn emmertje vol is.
Hoe stop je rijgedrag op een vriendelijke manier?
Het gaat er niet om dat je je pup straft, maar dat je hem helpt een beter alternatief te kiezen. Straf of boos worden maakt sommige pups juist nerveuzer, waardoor het gedrag terugkomt of verschuift naar iets anders (zoals happen, blaffen of wegduiken).
Een praktische aanpak bestaat uit drie stappen: onderbreken, omleiden en voorkomen.
1) Onderbreken: kort en duidelijk
Zie je je pup beginnen? Zeg dan rustig één vast woord, bijvoorbeeld “klaar” of “stop”. Kies een woord dat je niet constant in normale zinnen gebruikt. Zeg het één keer, op een normale toon. Je wilt zijn aandacht, je wilt hem niet laten schrikken.
Stopt je pup of twijfelt hij even? Beloon dan direct met iets wat hij fijn vindt (een klein voertje, een speeltje of kort vriendelijk contact). Zo leert hij: stoppen levert iets op.
2) Omleiden: geef een alternatief dat wél werkt
Veel pups rijden omdat ze simpelweg “iets moeten” met hun lijf. Alleen maar stoppen zonder alternatief werkt dan vaak niet. Goede afleidingen zijn bijvoorbeeld:
- Een korte snuffelopdracht (strooi wat brokjes in het gras of op een snuffelmat).
- Een rustig kauwmoment op een veilige kauwoptie.
- Een paar simpele cues die je pup al kent (zit, touch, hier), mits hij nog bereikbaar is.
- Rustig wegwandelen aan de lijn en daarna even pauze nemen.
Vraag geen ingewikkelde oefeningen als je pup al “over de kook” is. Dan is rustig omleiden veel effectiever dan trainen.
3) Voorkomen: maak het je pup makkelijker
Voorkomen is vaak het allerbeste medicijn. Kijk of je patronen ziet: gebeurt het na wild spel, juist ’s avonds of bij binnenkomst van visite? Als je het kunt voorspellen, kun je het soms al vóór zijn.
- Houd speelmomenten korter en las meer pauzes in.
- Zorg voor een rustige plek waar je pup kan herstellen van prikkels.
- Ontvang bezoek met een plan: eerst even snuffelen, dan iets te kauwen, en dan pas interactie.
- Begeleid kinderen in rustig contact (niet rennen, niet gillen, niet bovenop de pup).
Een pup hoeft echt niet overal bij te zijn. Rust is geen “straf”, maar een basisbehoefte.
Wat doe je als je pup op mensen rijdt?
Kiest je pup een been of arm uit, dan is het extra belangrijk om zelf rustig te blijven. Mensen schrikken soms en duwen de pup weg. Dat kan het voor de pup juist spannender maken, of zelfs als spel voelen.
Dit werkt meestal beter:
- Bevries even: zo voorkom je dat het een spelletje wordt.
- Zeg rustig je stopwoord (“klaar”).
- Lok je pup weg met een beloning en leid hem naar een alternatief (snuffelen, kauwen, korte time-out).
- Geef je pup daarna iets te doen op afstand, zodat hij niet direct terugkomt.
Bij bezoek helpt het om vooraf afspraken te maken: negeer de pup bij binnenkomst, geef pas aandacht als hij met vier poten op de grond staat, en houd het eerste moment rustig.
Hoe leer je je pup een “stop” of “klaar”-cue aan?
Zo’n cue werkt het beste als je hem ook oefent op momenten dat er niets aan de hand is. Anders leert je pup: “klaar” betekent dat er spanning is, en dan is luisteren juist moeilijk.
Je kunt het zo opbouwen:
- Kies één woord: “klaar” of “stop”.
- Oefen in mild opwindende situaties, zoals wanneer hij een speeltje vasthoudt.
- Zeg het woord, wacht één seconde en beloon als je pup even pauzeert of naar je kijkt.
- Herhaal dit kort, verspreid over de dag.
Het gaat niet om perfecte gehoorzaamheid, maar om een gewoonte: bij dat woord loont het om even te pauzeren en contact te maken.
Is een time-out zielig of juist helpend?
Een korte time-out kan heel helpend zijn, zolang het maar rustig en voorspelbaar gebeurt. Denk aan: even achter een hekje, in de bench als je pup daar graag ligt, of in een andere kamer met iets lekkers te kauwen. Niet als straf met een boze stem, maar echt als “pauze”.
Houd zo’n pauze kort (vaak is 30 seconden tot een paar minuten genoeg) en stop ermee zodra je pup weer kan nadenken. Dat zie je aan zachtere ogen, minder druk bewegen en weer reageren op je stem.
Wat als rijgedrag een vaste gewoonte wordt?
Soms slijt het gedrag erin: je pup heeft ontdekt dat het helpt om spanning te ontladen en zet het steeds sneller in. Dan is het extra belangrijk om naar het totaalplaatje te kijken:
- Krijgt je pup genoeg slaap en échte rust?
- Is de dag te vol (te lange wandelingen, te veel hondencontact, te veel mensen)?
- Heeft je pup voldoende veilige kauw- en snuffelmomenten?
- Is er ergens chronische stress, zoals constante drukte in huis of te weinig voorspelbaarheid?
Bij hardnekkig gedrag kan het heel verhelderend zijn om een professionele gedragstherapeut mee te laten kijken. Die brengt de prikkels in kaart en maakt een plan dat past bij jouw huishouden en jouw pup.
Wanneer schakel je een professional in?
Hulp vragen is verstandig als je pup vaak rijdt, als het gedrag leidt tot conflicten met andere honden of als je het gevoel hebt dat je alleen maar brandjes aan het blussen bent. Ook als er angst, agressie of extreme onrust meespeelt, is begeleiding prettig en soms echt nodig.
Zoek bij voorkeur iemand die werkt met moderne, diervriendelijke methoden. In Nederland kun je informatie en doorverwijzingen vinden via het Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren (LICG). Bij twijfel over gezondheid of pijn blijft de dierenarts natuurlijk altijd de eerste stap.
Hoe kun je je pup vandaag al meer rust geven?
Rijgedrag verminderen lukt het best wanneer de basis klopt: een pup die voldoende slaapt, weet waar hij aan toe is en prikkels kan verwerken, heeft minder behoefte aan die “ontlading”. Kleine aanpassingen maken vaak al een groot verschil.
Een paar rustige, haalbare ideeën:
- Plan meerdere korte rustmomenten per dag, ook als je pup zelf eigenlijk door wil gaan.
- Wissel wandelen af met snuffelen: langzaam is voor veel pups beter dan lang.
- Beperk druk hondencontact als je merkt dat je pup daarna vaak gaat rijden of stuiteren.
- Geef je pup een vaste plek waar niemand hem stoort, ook de kinderen niet.
Je hoeft echt niet alles in één keer om te gooien. Kies één situatie waarin het vaak misgaat (bijvoorbeeld bij thuiskomst of bezoek) en maak die stap voor stap rustiger en voorspelbaarder.
Wat mag je van jezelf verwachten als eigenaar?
Het is heel normaal dat rijgedrag je onzeker maakt. Je wilt niet dat anderen het verkeerd interpreteren en je wilt je pup graag “netjes” opvoeden. Probeer mild te blijven: je pup is nog aan het leren hoe de wereld werkt, en jij leert hoe je hem daarin begeleidt.
Als je de oorzaak serieuzer neemt dan het gedrag zelf, kom je meestal het verst. Rijden is vaak een symptoom van “te veel” of “te spannend”. Met duidelijke grenzen, genoeg rust en een goed alternatief leren de meeste pups vanzelf dat er betere manieren zijn om met opwinding om te gaan.
Duurt het toch wat langer? Dat zegt niets slechts over jou of je pup. Het betekent vooral dat je pup wat extra steun nodig heeft bij zijn zelfregulatie. Met geduld, structuur en zo nodig professionele hulp keert de rust in huis meestal gewoon weer terug.
