Je pup schrikt ineens van de vuilnisbak, weigert langs een bekende route te lopen of deinst terug voor bezoek dat gisteren nog hartstikke leuk was. Dat kan je als eigenaar behoorlijk onzeker maken. Toch hoort dit gedrag vaak gewoon bij een normale stap in de ontwikkeling: de angstfase.
Zo’n periode kan best heftig aanvoelen, maar gelukkig is het meestal tijdelijk. Met de juiste aanpak help je je pup om zijn zelfvertrouwen weer terug te vinden, zonder dat je te veel van hem vraagt.
Wat betekent een angstfase voor het dagelijks welzijn?
Tijdens een angstfase staat je jonge hond als het ware extra ‘aan’. Prikkels komen harder binnen en dingen die voorheen de normaalste zaak van de wereld waren, lijken plotseling doodeng. Dat komt doordat het hondenbrein op volle toeren draait: je pup is continu aan het scannen wat veilig is en wat niet, en leert hoe hij met nieuwe situaties moet omgaan.
Je merkt in deze weken dat je hond sneller schrikt, langer van slag blijft of ineens voorzichtig wordt in situaties die hij eigenlijk al kende. Dat betekent echt niet meteen dat er iets mis is met je hond of dat je socialisatie mislukt is. Zie het als een normale, zij het soms lastige, hobbel in het volwassen worden.
Wel is het zo dat ervaringen in deze periode diepere indruk maken. Daarom is het slim om je pup juist nu wat extra rust en begeleiding te bieden.
Wat is een angstfase bij een hond precies?
We spreken van een ‘angstfase’ tijdens specifieke ontwikkelingsperioden waarin pups (en puberende honden) gevoeliger zijn voor spanning en schrik. Je herkent het vaak aan veranderingen in gedrag, zoals:
- plotseling schrikken van geluiden of bewegingen die eerst geen probleem waren
- meer afstand bewaren tot vreemde mensen of andere honden
- terughoudendheid bij nieuwe voorwerpen of op onbekende plekken
- duidelijk steun zoeken bij jou, of juist proberen weg te vluchten
- minder ‘lef’ tonen bij dingen die hij al kende
Het is belangrijk om te onthouden dat dit geen ongehoorzaamheid is. Het is pure zelfbescherming: het biologische alarm gaat simpelweg sneller af. In de natuur is dat heel nuttig om te overleven. Voor een huishond is het vooral onhandig, omdat alledaagse dingen als een wapperende paraplu of een brommer ineens als een bedreiging voelen.
Wanneer krijgen pups angstfases en hoe lang duren ze?
Meestal hoor je hondeneigenaren over twee specifieke momenten. De eerste dient zich vaak aan aan het einde van de eerste socialisatieperiode (ergens rond de 8 tot 11 weken). Een tweede fase volgt vaak richting de puberteit, grofweg tussen de 6 en 14 maanden. Pin je echter niet vast op de kalender; de timing is per hond verschillend. De ene pup fietst er zo doorheen, terwijl de andere er duidelijk last van heeft.
Ook de duur verschilt enorm. Soms gaat het om een paar dagen, soms ben je een paar weken zoet met een gevoelige hond. Het verloopt bovendien zelden in een rechte lijn: de ene dag lijkt er niets aan de hand, de dag erna is alles weer spannend. Dat geschommel hoort erbij.
Daarnaast spelen ras, formaat en karakter een rol. Kleine hondjes zijn lichamelijk en mentaal vaak sneller ‘af’ dan grote rassen, bij wie de puberteit (en de bijbehorende onzekerheid) langer kan doorsijpelen. Ook zijn sommige honden van nature wat waakzamer of gevoeliger; zij hebben in deze periodes simpelweg meer steun van jou nodig.
Hoe herken je een angstfase (en wat lijkt erop)?
Je herkent een angstfase meestal aan een plotselinge omslag. Je pup is ineens “anders” dan vorige week. Staar je niet blind op één moment, maar kijk naar het patroon: zie je structureel meer schrik en vermijdingsgedrag zonder dat daar een duidelijke aanleiding voor is?
Typische signalen van onzekerheid en stress
Angst is niet altijd groots en meeslepend, zoals wegrennen. Pups laten vaak hele kleine signalen zien die je makkelijk mist:
- gapen, wegkijken of over de lippen likken
- de staart laag dragen, oren naar achteren of zichzelf ‘klein’ maken
- bevriezen (staannemen) of juist ineens heel druk en springerig worden
- achter je benen kruipen of weigeren verder te lopen
- obsessief gaan snuffelen (alsof hij je niet hoort): vaak een manier om met spanning om te gaan
Als je deze signalen leert lezen, kun je ingrijpen voordat de emmer overloopt. Door op tijd afstand te nemen, voorkom je dat de angst echt toeslaat.
Wat kan erop lijken, maar iets anders zijn?
Soms lijkt het angst, maar is er iets anders aan de hand. Let bijvoorbeeld op:
- Pijn of ongemak: ineens niet meer in de auto willen springen of stoppen met lopen kan ook wijzen op lichamelijke pijn.
- Ziekte of vermoeidheid: een pup die niet fit is of te weinig slaapt, heeft een korter lontje en schrikt sneller.
- Overprikkeling: te veel ‘leuke’ uitjes, drukte en nieuwe indrukken kunnen zich opstapelen tot stress, wat op angst kan lijken.
Twijfel je of het puur gedrag is, of dat er misschien pijn speelt? Blijft het gedrag aanhouden? Ga dan even langs de dierenarts. Niet om paniek te zaaien, maar om lichamelijke oorzaken uit te sluiten. Dat geeft rust.
Waarom kunnen ervaringen in deze periode zo sterk binnenkomen?
Jonge honden zijn net sponzen; ze leren razendsnel. Dat is fantastisch voor de opvoeding, maar in een angstfase is het een valkuil. Eén nare ervaring kan namelijk net zo hardnekkig blijven hangen.
Niet elke schrikreactie leidt tot een trauma, maar het risico is wel groter als:
- de schrik heel intens was (denk aan vuurwerk vlakbij)
- je pup geen kant op kon (vastgehouden worden of klem zitten)
- er meerdere schrikmomenten achter elkaar waren
- je hond al moe of overprikkeld was op dat moment
Dit betekent niet dat je je pup in noppenfolie moet wikkelen. Het gaat om doseren: liever tien kleine, positieve succesjes dan één overweldigende ervaring waar hij niet klaar voor was.
Wat kun je doen als je pup ineens bang is?
Het doel is niet om je pup te harden of “stoer” te maken. Je wilt hem leren: ik kan dit aan, en als het te spannend wordt, zorgt mijn baasje voor veiligheid.
Dat vertrouwen groeit door voorspelbaar te zijn, hem keuzes te geven en rustig gedrag te belonen.
1) Blijf zelf rustig en voorspelbaar
Je pup let meer op jouw lichaamstaal dan je denkt. Als jij verstijft, de riem strak trekt of zenuwachtig tegen hem gaat praten, bevestig je eigenlijk zijn angst: “Zie je wel, er is iets mis!” Rustig blijven betekent niet negeren, maar kalm leidinggeven en het tempo vertragen.
Vastigheid helpt enorm. Houd vast aan routines voor wandelen, slapen en oefenen. Als alles om hem heen verandert, is die structuur zijn houvast.
2) Geef je pup afstand en keuze
Afstand is je beste vriend. Vindt je pup iets spannend? Doe een paar stappen terug, ga achter een auto staan of loop met een boogje om de prikkel heen. Hiermee beloon je de angst niet; je voorkomt dat hij in paniek raakt.
Laat je pup – waar het veilig kan – zelf kiezen. Wil hij kijken? Prima. Wil hij niet? Ook goed. Dwing hem niet om naar “die aardige mevrouw” toe te gaan. Als een hond zich niet kan terugtrekken, kan hij uit wanhoop gaan uitvallen of bevriezen.
3) Beloon nieuwsgierigheid, niet ‘dapper moeten zijn’
Zie je dat je pup toch even voorzichtig kijkt naar dat enge ding en daarna ontspant? Dat is goud waard. Beloon dat subtiel: een rustig woordje, een voertje of gewoon samen weglopen als beloning. Zo leert hij: kijken is oké, en als ik rustig blijf, levert dat iets fijns op.
Houd het wel klein. In deze fase kan een overenthousiaste “GOED ZO!” je pup juist weer laten schrikken.
4) Werk met kleine stapjes (desensitisatie en tegenkoppeling)
Is je pup ergens structureel bang voor? Ga dan heel geleidelijk oefenen. We noemen dit vaak desensitisatie (wennen) en tegenkoppeling (leuk maken). In de praktijk:
- Begin op zo’n grote afstand dat je pup de prikkel wel ziet, maar nog wel brokjes wil aannemen.
- Laat de prikkel (bijvoorbeeld die enge fiets) kort zien.
- Geef direct iets lekkers of leuks zolang de prikkel er is.
- Verdwijnt de prikkel? Dan stopt het lekkers ook.
Wil je pup niet eten of wil hij alleen maar weg? Dan ben je te dichtbij. Vergroot de afstand de volgende keer. Langzaam is hier echt de snelste weg.
5) Vermijd “flooding”: te veel, te dicht, te lang
Het idee dat een pup “er even doorheen moet” is achterhaald. Hem meesleuren over een drukke markt tot hij stopt met trillen, werkt averechts. Hij leert dan niet dat het veilig is, maar geeft het op (learned helplessness). Dat lijkt rustig, maar vanbinnen bouwt de stress op.
Kies voor korte, haalbare situaties. Tijdens een angstfase is het helemaal niet erg om de wereld even wat kleiner te maken en drukte te vermijden.
6) Straf angst nooit
Grommen, blaffen of wegduiken komt voort uit onzekerheid. Als je dit bestraft, bevestig je voor je pup dat de situatie inderdaad onveilig is én dat er ook nog eens straf volgt. Dat maakt hem alleen maar banger.
Wat wél werkt? Rustig grenzen stellen (bijvoorbeeld door afstand te nemen) en goed gedrag belonen, zoals naar jou kijken of met je meelopen.
Hoe ga je om met bezoek, kinderen en onbekende mensen?
Ook als je pup normaal iedereen te vriend houdt, kan hij in een angstfase ineens terughoudend zijn. Goedbedoelde aandacht van vreemden (“Ah, kom maar hoor!”) is dan vaak te veel van het goede.
Maak een simpel plan voor bezoek
Spreek vooraf een paar regels af met je visite, dat scheelt een hoop stress:
- Negeer de pup bij binnenkomst volkomen: niet aankijken, niet aaien, niet roepen.
- Laat de pup vanaf een afstandje kijken.
- Geef hem iets lekkers te kauwen op zijn eigen plek, zodat hij iets te doen heeft.
- Laat de pup zelf bepalen of hij contact zoekt. Zo niet: ook prima.
Bij kinderen moet je hier extra scherp op zijn. Leg uit dat de pup even met rust gelaten wil worden en dat “niet aaien” nu het allerliefste is wat ze kunnen doen. Als een pup zich veilig voelt, komt hij later vaak uit zichzelf wel kijken.
Wat met andere honden en socialisatie in een angstfase?
Socialisatie betekent niet: zo veel mogelijk honden ontmoeten. Het gaat om kwalitatief goede ervaringen. In een angstfase kan een druk losloopveld of een wilde speelpartij ineens overweldigend zijn.
Blijf zeker socialiseren, maar kies bewust:
- spreek af met één rustige, stabiele hond in plaats van een hele groep
- ga samen wandelen (aan de lijn) in plaats van direct wild spelen
- houd de sessies kort
- kies een rustige plek waar je ruimte hebt om uit te wijken
Zie je signalen als wegkijken, een lage staart of een pup die ineens hyperactief wordt? Haal hem er dan rustig uit. Stoppen op het hoogtepunt is beter dan doorgaan tot het misgaat.
Hoe maak je dierenarts- en trimbezoeken minder spannend?
Tijdens een angstfase kunnen de dierenarts of trimsalon extra spannend zijn: vreemde handen, op een tafel staan, rare geurtjes. Je kunt veel doen om dit aangenamer te maken, zonder medisch noodzakelijke zorg uit te stellen.
Probeer dit eens:
- Oefen thuis heel rustig met het aanraken van pootjes, oren en bek, en beloon rijkelijk.
- Ga eens langs bij de praktijk voor een “pretbezoekje”: even naar binnen, koekje halen bij de balie en weer weg.
- Neem een eigen antislip-matje mee, zodat hij niet uitglijdt op de behandeltafel.
- Plan na een spannend bezoek een rustige dag in om te ontprikkelen.
Veel moderne praktijken werken volgens angstvrije principes. Je kunt je alvast inlezen in wat dat inhoudt via de uitleg over angst en stresssignalen bij honden van de RSPCA.
Wanneer is het nog normaal, en wanneer heb je extra hulp nodig?
Meestal waait een angstfase vanzelf over. Met jouw steun zie je je pup langzaam weer zijn oude, nieuwsgierige zelf worden. Toch is het goed om alert te blijven als je merkt dat er geen vooruitgang in zit.
Signalen dat je beter advies inwint
Schakel een gedragstherapeut of dierenarts in als je:
- na een paar weken geen verbetering ziet, of het gedrag zelfs erger wordt
- extreme paniek ziet (hond is onbereikbaar, vlucht blind weg, bezeert zichzelf)
- plotseling agressie ziet die je niet kunt plaatsen, zeker als aanraken gevoelig ligt
- merkt dat de kwaliteit van leven eronder lijdt (niet meer willen wandelen, eten of slapen)
- zelf niet meer goed weet hoe je het veilig kunt houden
Hulp vragen is geen zwaktebod, maar juist heel verstandig. Een professional kijkt met een frisse blik naar de situatie en maakt een plan op maat voor jouw hond.
Helpt het om je hond te troosten als hij bang is?
Ja, je mag je hond absoluut steunen. Het oude advies dat je angst “beloont” door te troosten, is te kort door de bocht. Rustig tegen hem praten of fysieke steun bieden kan de stress juist verlagen.
Let wel op hoe je dat doet. Ga niet mee in de paniek (“Ach gossie, wat erg!”), en til hem niet op als je zelf gespannen bent. Wees de rots in de branding: “Ik zie dat je het spannend vindt, kom, we gaan hierheen.” Honden worden vaak een stuk zekerder als ze merken dat jij de leiding neemt en de situatie oplost.
Wat kun je thuis doen om het zelfvertrouwen te vergroten?
Zelfvertrouwen kweek je niet alleen buiten op straat. Juist in de veilige omgeving van je eigen huis kun je de basis leggen.
Rust en herstel zijn training
Pups hebben enorm veel slaap nodig om alle indrukken te verwerken. Zeker in een gevoelige fase raken ze snel overprikkeld. Zorg dus voor:
- een vaste, veilige slaapplek waar hij niet gestoord wordt
- voldoende rustpauzes na elke activiteit
- kalme activiteiten zoals kluiven of snuffelen
Een uitgeruste hond kan de wereld veel beter aan.
Mini-oefeningen voor een “ik kan dit”-gevoel
Doe simpele spelletjes waarbij je pup succeservaringen opdoet zonder opwinding:
- verstop wat brokjes in huis of de tuin en laat hem zoeken (neuswerk werkt kalmerend)
- oefen met rustig meelopen aan een slappe lijn in de woonkamer
- doe een korte ‘kijk-oefening’: hij kijkt naar iets, kijkt naar jou, en krijgt een beloning
Het gaat er niet om dat hij kunstjes leert, maar dat hij merkt dat hij invloed heeft op zijn omgeving en dat rustig gedrag iets oplevert.
Geldt dit ook voor andere huisdieren?
Gevoelige fases komen bij meer dieren voor, al noemen we het misschien anders. Jonge katten kunnen bijvoorbeeld ineens schrikachtig worden als ze zelfstandiger worden. Ook konijnen en knaagdieren reageren vaak extra alert op veranderingen in hun omgeving.
De basis blijft hetzelfde: jonge dieren leren snel en hebben behoefte aan voorspelbaarheid en controle. De aanpak verschilt natuurlijk wel. Een hond kun je trainen en begeleiden. Een kat of konijn heeft vaak meer baat bij controle over de omgeving: zorg voor voldoende schuilplekjes en pak ze niet zomaar op als ze dat eng vinden.
Heb je meerdere dieren? Zorg dan voor veilige zones waar elk dier zich even kan terugtrekken.
Hoe kom je samen goed door een angstfase heen?
Zie de angstfase als een periode waarin je pup tijdelijk wat meer op jouw inzicht leunt. Je hoeft het niet perfect te doen. Als je onthoudt dat je niets moet forceren, maar wel moet begeleiden en rust moet bieden, doe je het al fantastisch.
De meeste pups komen hier prima doorheen en worden weer vrolijke, stabiele honden. En blijkt het toch wat lastiger? Geen paniek. Met geduld, tijd en eventueel wat hulp zijn er nog steeds grote stappen te zetten. Jij staat er niet alleen voor, en je pup hoeft het ook niet alleen op te lossen.
