Kan specifieke angst bij honden genetisch zijn?

Kan specifieke angst bij honden genetisch zijn?

Kan specifieke angst bij honden genetisch zijn?

Een paar jaar geleden liep ik met Jura langs de bosrand over een weiland. Haar neus werkt altijd overuren en ditmaal sleurde ze me het bos in. Wanneer ze dit met zoveel overtuiging doet weet ik al wat er aan de hand is; een karkas van een of ander dier.

De ene tak na de ander zwiept me in m’n gezicht, de bramenstruiken halen m’n benen volledig open. Maar daar zijn we dan. Een dode ree. Normaliter begint Jura meteen aan haar feestmaal maar ditmaal houdt ze in. Sterker nog, ze begint helemaal niet want ze is ineens ongelooflijk onzeker, bang haast, op een manier dat tot dan toe helemaal nieuw voor me is.

De ree ligt er anders bij dan alle anderen die we door de jaren heen tegen zijn gekomen. De buik is volledig opengescheurd en het lijkt me duidelijk dat dit niet het gevolg is van een stroper, een ongeluk of gedaan is door een klein vosje. Dit moet haast wel een wolf zijn geweest, misschien wel meerdere. Jura snuffelt onzeker in de omgeving en wat uitwerpselen in de buurt maken haar mogelijk nog onzekerder. Toch tilt ze haar poot op en piest ze eroverheen, zo is ze dan gelukkig ook wel weer. Ze loopt naar de ree, scheurt er een flink stuk van af en loopt dan zo snel mogelijk weg. Het is haast aandoenlijk om haar een keertje van deze kant te zien.

In iedere andere situatie had ik bijna geweld nodig gehad om haar bij een kadaver weg te krijgen. Nu is ze maar al te blij dat ze snel weer weg kan. Een dag later kwam er een nieuwsbericht voorbij dat er vlakbij een wolf was gespot.

𝗚𝗲𝗻𝗲𝘁𝗶𝘀𝗰𝗵 𝗴𝗲𝗵𝗲𝘂𝗴𝗲𝗻 bij honden

Jura heeft meer ‘verwilderd’ gedrag dan andere honden die ik ken, maar ik weet zeker dat ze nog nooit een wolf heeft gezien in haar leven. Waar komt dan het vermogen vandaan om de geur van de wolf te herkennen, en als er geen voorgeschiedenis is, waarom zou ze bang zijn? Kan het zijn dat deze specifieke angst (bij honden) genetisch is?

Kunnen zeer specifieke angsten genetisch zijn? In 1946 voerde de Canadese psycholoog D. O. Hebb een aantal experimenten uit met chimpansees. In één van deze experimenten presenteerde hij een aantal objecten aan elk van de 30 chimpansees en noteerde of er tekenen van angst waren toen ze ze zagen. Onder de objecten bevond zich een replica van een slang. Dit veroorzaakte bij 21 van de geteste dieren tekenen van angst. Aangezien 9 van de dieren in gevangenschap geboren en gefokt waren en hun gedrag niet verschilde van dat van de in het wild gevangen dieren, concludeerde Hebb dat angst voor slangen bij de chimpansee aangeboren is. Zou dit bij honden ook het geval kunnen zijn?

Onderzoek naar angsten uit het verleden bij honden

In 2020 onderzocht een onderzoeksteam onder leiding van Lydia Samuel van de Universiteit van Derby het idee dat de reactie op de geur van roofdieren misschien in het DNA van honden zou kunnen zitten. Vanuit een evolutionair oogpunt zou het aangeboren kunnen detecteren van roofdieren, de overlevingskans van een soort zeker vergroten. Vooral als dit vermogen is gekoppeld aan het veroorzaken van angstig en vermijdingsgedrag.

Het onderzoeksteam wist dat de identificerende geuren konden worden afgeleid van de urine, uitwerpselen, vacht en anaalklierafscheidingen van een roofdier. Ze kozen ervoor om fecale geur te gebruiken van twee soorten roofdieren: de bruine beer en de Euraziatische lynx. In het wild hebben beren, jagende katten en wilde hond-achtigen geen simpele roofdier-prooi-relatie. Gewoonlijk strijden ze om voedsel, of vermijden ze elkaar. Ze staan niet op elkaars menu.

Misschien is er, ondanks het feit dat onze honden nu gedomesticeerd zijn, een “genetische herinnering” die nog steeds bij honden aanwezig is. Een die in het verre verleden was gebruikt om conflicten en gevaar te vermijden. Natuurlijk had het onderzoeksteam ook een voorbeeld nodig van een niet-roofzuchtig herbivoor dier om de test in evenwicht te brengen. Hiervoor gebruikten ze geur afkomstig van uitwerpselen van de bever.

Het basisonderzoek was vrij eenvoudig. De honden waren de ochtend voorafgaand aan de test niet gevoerd, zodat ze honger hadden. Toen ze het testgebied binnenkwamen, waren er drie kommen met voedsel. Voor elke kom was echter een petrischaal die de geur van een van de twee roofdieren, de bever, of een controlegeur (water) kon bevatten. Om bij het voer te komen, moesten de honden ook de testgeur naderen. Bovendien droegen de honden een hartslagmeter om te zien of er een emotionele reactie was toen ze de testgeuren tegenkwamen.

𝗗𝗲 𝗿𝗲𝘀𝘂𝗹𝘁𝗮𝘁𝗲𝗻 van het onderzoek

De gegevens toonden duidelijk aan dat de honden de geuren van de roofdieren als significant leken te identificeren en er negatief op reageerden. Bij het naderen van een van de roofdiergeuren nam de hartslag van de honden aanzienlijk toe, wat op angst duidde. Terwijl er geen betekenisvolle stijging van de hartslag was bij het tegenkomen van de bever of de controlegeur.

De onderzoekers vatten hun resultaten en hun evolutionaire betekenis samen door erop te wijzen: “In ons onderzoek kozen de honden ervoor om minder tijd bij de lynx en berengeuren door te brengen. De honden brachten minder tijd door in de buurt van de geur en, naast totale vermijding, dit is een effectieve strategie tegen mogelijke predatie in een wilde omgeving. Het vermindert de kans dat individuen worden gedetecteerd door het roofdier in kwestie, door de blootstellingstijd tijdelijk te verkorten”.

Belangrijk om te weten is dat de 82 geteste honden gezelschapshonden waren, die als gezelschapsdier werden gehouden en niet betrokken waren bij jachtactiviteiten. Met andere woorden, ze hadden geen eerdere ervaring met beren of lynxen. Dat suggereert duidelijk dat de herkenning van de geuren van roofdieren, niet voortkwam uit hun eigen persoonlijke geschiedenis, maar eerder uit hun genetische code. Evolutionair gezien is angst zeer belangrijk. In sommige gevallen zelfs zo belangrijk dat het in de genetische code is opgeslagen. Het is dus best mogelijk dat specifieke angst bij honden genetisch worden doorgegeven.

We zijn later nog een aantal keer teruggegaan naar het kadaver, maar de geur van de wolf was duidelijk afgezwakt waardoor het steeds gemakkelijker voor Jura werd een hapje te scoren.